Montaigne Centrum Blog

Blogs

Licht aan het einde van de tunnel voor de levenslang gestrafte?

Tunnel Light At The End Of The Tunnel Tunnel TubePauline Jacobs

De levenslange gevangenisstraf is de zwaarste straf die de Nederlandse rechter kan opleggen. In Nederlands zitten momenteel 33 gedetineerden een levenslange gevangenisstraf uit zoals opgemerkt door het CPT in het rapport naar aanleiding van het bezoek aan Nederland in 2016. De praktijk van de oplegging en de tenuitvoerlegging van levenslange gevangenisstraf in Nederland staat al enige tijd onder druk. Nu de Nederlandse strafrechter huiverig is geworden om levenslange gevangenisstraffen op te leggen wegens strijdigheid ervan met artikel 3 EVRM en de uitspraak in de zaak Murray tegen Nederland, heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zich genoodzaakt gezien de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf aan te passen. Deze wijzigingen maken de Nederlandse levenslange gevangenisstraf echter geenszins “Straatsburg-proof”.  

 

Het EHRM en de levenslange gevangenisstraf

Volgens het EHRM in Kafkaris tegen Cyprus uit 2008 is de oplegging van een levenslange gevangenisstraf in beginsel niet in strijd met artikel 3 EVRM, dat het verbod op foltering en een onmenselijke en vernederende behandeling en bestraffing inhoudt. Dan moet er echter wel een uitzicht op vrijlating bestaan voor de levenslanggestrafte. In de uitspraak Vinter tegen het Verenigd Koninkrijk uit 2013 geeft de Grote Kamer van het EHRM uitgebreid redenen waarom het cruciaal is dat er op nationaal niveau zowel een mogelijkheid voor een herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf als een uitzicht op invrijheidsstelling bestaat. Ten eerste kan na verloop van tijd de balans tussen de verschillende penologische gronden van de straf – te weten bestraffing, afschrikking, maatschappijbeveiliging en rehabilitatie – verschuiven. Wat aanvankelijk de belangrijkste legitimatie van de detentie is (bestraffing), hoeft dat immers na het verstrijken van een aanzienlijke periode niet meer te zijn. Een tussentijds herbeoordelingsmoment heeft dan ook als doel de balans na verloop van tijd opnieuw op te maken en te bezien of er met het voortduren van de levenslange gevangenisstraf nog een legitiem strafdoel wordt gediend. Ten tweede wordt op deze manier de gedetineerde in staat gesteld zichzelf te verbeteren gedurende zijn gevangenisstraf. Daarbij merkt de Grote Kamer op dat het onverenigbaar zou zijn met de menselijke waardigheid en het internationale recht om iemand levenslang te detineren zonder daarbij hoop op invrijheidsstelling te bieden. De Grote Kamer constateert daarnaast dat er binnen Europa een grote mate van consensus bestaat ten aanzien van het uitgangspunt dat alle gedetineerden, en dus ook levenslanggestraften, in staat moeten worden gesteld zich te rehabiliteren en zij een vooruitzicht moeten hebben op invrijheidsstelling op het moment dat die rehabilitatie voltooid is. Het door het EHRM vereiste herbeoordelingsmoment dient niet later dan 25 jaar na de oplegging van de levenslange gevangenisstraf plaats te vinden.

In de zaak Murray tegen Nederland uit 2016 besteedde de Grote Kamer aandacht aan de vraag naar de op basis van artikel 3 EVRM vereiste inspanningen op het gebied van rehabilitatie op statelijk niveau. Staten zijn niet verantwoordelijk voor een daadwerkelijke rehabilitatie van de levenslanggestrafte, maar ze dienen de mogelijkheden voor rehabilitatie wel te faciliteren. Indien dit niet het geval is dan zou een herbeoordeling om te bepalen of de gedetineerde voldoende vooruitgang op het gebied van rehabilitatie immers zinloos zijn.

De levenslange gevangenisstraf in Nederland

In Nederland is de gratieprocedure de enige mogelijkheid voor een levenslanggestrafte om terug te keren in de maatschappij. Een levenslanggestrafte kan op basis van de Gratiewet op ieder moment van de straf gratie aanvragen. Artikel 2 van de Gratiewet bepaalt dat gratie verleend kan worden “a) op grond van enige omstandigheid, waarmede de rechter op het tijdstip van zijn beslissing geen of onvoldoende rekening heeft gehouden of kunnen houden en die, ware zij op dat tijdstip wel of voldoende bekend geweest, hem aanleiding zou hebben gegeven tot het opleggen van een andere straf of maatregel, of tot het afzien daarvan”, of b) “indien aannemelijk is geworden dat met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing of de voortzetting daarvan geen met de strafrechtstoepassing na te streven doel in redelijkheid wordt gediend.”

Om te kunnen beoordelen of er sprake is van de situatie als geschetst onder b) bestond lange tijd de ‘volgprocedure langgestraften’, die inhield dat de fysieke en psychische toestand van (levens)langgestraften periodiek werd onderzocht. Daarbij hoorde ook dat onderzoek werd gedaan naar het recidiverisico en het bestaan van eventuele gronden voor gratie. De volgprocedure vormde aldus een belangrijk evaluatie-instrument, dat de autoriteiten in staat stelde om de vooruitgang van de gedetineerde op het gebied van rehabilitatie te monitoren. Deze volgprocedure werd echter in 2000 ingetrokken. Onder invloed van een verhard strafrechtsklimaat werd het uitgangspunt begin deze eeuw ‘levenslang is levenslang’. Levenslang werd daarmee ook daadwerkelijk levenslang en levenslanggestraften komen niet in aanmerking voor verlof of resocialisatieactiviteiten. Sinds 1986 werd slechts eenmaal gratie verleend. Dit was aan een terminaal zieke gedetineerde.

Een belangrijke stok in het wiel in de continuering van dit beleid werd echter gestoken door de Nederlandse strafrechter. Op 24 november 2015 weigerde deze in een zaak van twee moorden en een gekwalificeerde doodslag een levenslange gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank koos ervoor de maximale tijdelijke gevangenisstraf van 30 jaar alsmede tbs op te leggen, aangezien “de praktijk van de levenslange gevangenisstraf in Nederland op gespannen voet staat met de eisen die uit het EVRM voortvloeien, omdat de facto nauwelijks perspectief bestaat op verkorting van de opgelegde levenslange gevangenisstraf.”

Recente wijzigingen: levenslang blijft levenslang, maar met een ambtshalve periodieke toetsing

Als gevolg van deze uitspraak en de EHRM-uitspraak in de zaak Murray zag staatsecretaris Dijkhoff zich genoodzaakt om te komen met een beleidswijziging ten aanzien van de levenslange gevangenisstraf met als doel deze “toekomstbestendig” te maken en de strafrechter in de toekomst te bewegen deze straf op te blijven leggen. In de brief van 2 juni 2016 benadrukt de staatssecretaris allereerst het uitgangspunt: levenslang blijft levenslang. Gedurende de eerste 25 jaar van de detentie zullen dan ook geen activiteiten worden aangeboden die gericht zijn op re-integratie; deze periode staat volledig in het teken van vergelding en bestraffing.

Wat nieuw is echter, is de invoering van een ambtshalve periodieke toetsing na het verstrijken van deze 25 jaar door een adviescollege. Dit adviescollege, bestaande uit juristen een psychiater en psycholoog, is inmiddels ook in het leven geroepen en adviseert de minister over mogelijke integratieactiviteiten zoals verlof, in de aanloop naar het eventueel verlenen van gratie. De volgende criteria worden daarbij gehanteerd: a) het recidiverisico; b) de delictgevaarlijkheid; c) het gedrag en de ontwikkeling van de levenslanggestrafte gedurende zijn detentie; en d) de impact op de slachtoffers en nabestaanden en in de sleutel daarvan de vergelding. Alle leden van de commissie dienen daarom te beschikken over een uitgebreide expertise in de strafrechtpraktijk en ten aanzien van de tenuitvoerlegging van straffen. Ook moet in het college expertise vertegenwoordigd zijn met betrekking tot de specifieke positie en belangen van slachtoffers en nabestaanden.

De Nederlandse levenslange gevangenisstraf nu ’Straatsburg-proof‘?

In het licht van de door het EHRM geformuleerde eisen lijken de plannen van de staatssecretaris de toets van artikel 3 EVRM niet te kunnen doorstaan. Het uitgangspunt zoals geformuleerd door de staatssecretaris blijft levenslang is levenslang”’, dus opsluiting tot de dood erop volgt. Dit staat haaks op het uitgangspunt van het EHRM dat een onverkortbare levenslange gevangenisstraf te kwalificeren is als inhumaan en in strijd met de menselijke waardigheid.

De toetsing door het adviescollege schiet tekort in het licht van het door het EHRM vereiste herbeoordelingsmoment, aangezien die toetsing als doel dient te hebben om te evalueren of er met het voortduren van de levenslange gevangenisstraf nog een legitiem strafdoel wordt gediend. Van een dergelijke beoordeling is in de herziene Nederlandse procedure geen sprake, in ieder geval niet na 25 jaar. Deze herbeoordeling dient immers slechts om te bepalen of er in het specifieke geval een begin gemaakt kan worden met resocialisatieactiviteiten. Van het vanaf de aanvang van de straf faciliteren van resocialisatieactiviteiten zoals vereist door het EHRM in Murray, is in dit geval dus geen sprake. Dergelijke activiteiten zijn in de eerste 25 jaar van de straf zelfs nadrukkelijk uitgesloten.

In het licht van voorgaande is het niet verrassend dat er kritisch gereageerd is op de plannen van de staatssecretaris (zie bijvoorbeeld het advies van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming en reacties van Stichting Forum Levenslang, het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM), Wiene van Hattum, en Taru Spronken). De Hoge Raad toont zich eveneens zeer kritisch, nu deze oordeelde dat de huidige wijze van tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden door het EHRM. In afwachting van verdere politieke besluitvorming naar aanleiding van de door de staatssecretaris voorgestelde wijzigingen is de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot september 2017.

Conclusie

Gezien geconstateerde tekortkomingen in de plannen van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de reeds doorgevoerde wijzigingen kan geconcludeerd worden dat deze tekortschieten in het licht van de door het EHRM geformuleerde criteria onder artikel 3 EVRM. De plannen en de uitvoering daarvan kunnen beschouwd worden als een halfslachtige poging om de Nederlandse levenslange gevangenisstraf in overeenstemming te brengen met artikel 3 EVRM. Het door Vinter en Murray geboden licht aan de tunnel voor de levenslang gestrafte is hierdoor verworden tot een slechts zwak schijnsel. Het wreekt zich dat het doel van de wijziging slechts was de strafrechter te bewegen de straf te blijven opleggen, niet om – meer fundamenteel – de levenslange gevangenisstraf aan te passen aan de eisen die artikel 3 EVRM daaraan stelt. Dit is een gemiste kans. Het idee van een levenslanggestrafte die na een succesvol resocialisatietraject in vrijheid wordt gesteld is blijkbaar een niet te verteren perspectief voor de bewindspersonen op het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Door de geconstateerde tekortkomingen is het mijns inziens maar zeer de vraag of de Hoge Raad in september zal oordelen dat de levenslange gevangenisstraf in gewijzigde vorm de toets aan artikel 3 EVRM kan doorstaan.

Deze bijdrage is een verkorte bewerking van een artikel met dezelfde titel dat in nummer 42-2 zal verschijnen in het Nederlands Tijdschrift voor de Mensenrechten (NTM/NJCM-bulletin). De special van het NTM over de levenslange gevangenisstraf zal verschijnen in juni 2017.