Blogs
Bemiddeling door de rechter: gevaarlijke ontwikkeling of het beste van twee werelden?
Jim van MourikHet zal u niet zijn ontgaan: de rechtspraak ligt onder een vergrootglas. Rechts-populistische politici hebben de aanval op de rechtspraak geopend. Sommigen spreken zelfs over het bestaan van een ‘dikastocratie’. Daarnaast wordt al sinds jaar en dag geklaagd over het onvermogen van de rechter om problemen van burgers op te lossen en de ontoegankelijkheid van de rechtspraak: ‘het is te duur en duurt te lang’. Daarom heeft de Rechtspraak het programma ‘Maatschappelijk Effectieve Rechtspraak’ (MER) gelanceerd. MER moet leiden tot snelle rechtspraak die beter aansluit bij de behoeften van rechtszoekenden. Het valt op dat daarbij wordt ingezet op bemiddeling door de rechter. Of het nu gaat om pilots zoals de Spreekuurrechter, of om recent onderzoek naar de Vrederechter, steeds wordt het streven naar een schikking gepresenteerd als de manier waarop de rechter snel en goedkoop het conflict van partijen kan oplossen. In mijn masterscriptie heb ik vorig jaar onderzocht of dat inderdaad het geval is: wat zijn de gevolgen van bemiddeling door de civiele rechter voor efficiënte, effectieve en eerlijke rechtspraak? En hoe moeten we omgaan met de nadelen die gerechtelijke bemiddeling meebrengt?
Rechtspraak en bemiddeling
Rechtspraak en bemiddeling verschillen op fundamentele elementen van elkaar. Rechtspraak is bij uitstek openbaar. Deze openbaarheid is een manier waarop de samenleving controle kan uitoefenen, maar heeft ook het gevolg dat de uitspraken van de rechter partijoverstijgende werking hebben. De rechter draagt zo bij aan rechtsvorming en aan het maatschappelijke debat. Bemiddeling, waar ik ook mediation onder versta, gaat juist uit van vertrouwelijkheid. De gedachte is dat partijen alleen in een vertrouwelijke setting vrijuit durven te spreken over hun werkelijke belangen. Daarnaast kent rechtspraak vormen van dwang. Als je gedaagd wordt en niet komt opdagen, wordt de eis in beginsel toegewezen. Ook kan de schuldeiser zijn vordering executeren, desnoods met passend geweld. Bij mediation staat daarentegen vrijwilligheid voorop. Partijen zijn vrij om te beslissen of ze een bemiddelingstraject opstarten, hoe dat dan eruit ziet en of ze akkoord gaan met de uitkomst van zo’n bemiddelingstraject.
Deze verschillen kunnen botsen als de rechter zelf als bemiddelaar optreedt. Bij gerechtelijke bemiddeling heeft de rechter doorzettingsmacht: als partijen geen overeenstemming bereiken, neemt hij een beslissing. Dat kan de rechter ook gebruiken om partijen een zetje te geven om toch een schikking te sluiten. Dat is een voordeel, maar brengt ook het risico op dwangschikkingen mee. Wat zijn vanuit die achtergrond de voor- en nadelen van gerechtelijke bemiddeling voor procespartijen? Om dat te onderzoeken heb ik een aantal aspecten bestudeerd. In deze blog presenteer ik een selectie.
Efficiëntie
Eerst de vraag of gerechtelijke bemiddeling bijdraagt aan een efficiënte procedure, ofwel een procedure die de procesdeelnemers minder tijd en minder geld kost. Voor deze blog ga ik ervan uit – wat kort door de bocht – dat een tijdsbesparing tot een kostenbesparing leidt: rechtshulpverleners worden vaak per uur betaald. Voor rechters en rechtsbijstandsverzekeraars betekent dat daarnaast dat hetzelfde aantal medewerkers meer zaken kunnen doen. Ook dat leidt tot een kostenbesparing.
In dat kader staat voorop dat het bereiken van een schikking een forste tijdswinst oplevert. De procedure komt door een schikking tot een einde. Bewijsverrichtingen zijn niet nodig en de weg naar het hoger beroep wordt door het bereiken van een schikking afgesloten. Het is moeilijk te zeggen hoe veel tijd precies bespaard wordt als een schikking wordt bereikt. Dat hangt af van de zaak. Maar als een schikking wordt bereikt, hoeft niet meer gewacht te worden op een vonnis. Dat scheelt 4 weken bij de kantonrechter of 6 weken bij de handelsrechter. Het afzien van verdere bewijsverrichtingen, zoals getuigenverhoren, kan 15 tot 22 weken besparen. Dat is namelijk het verschil in tijdsduur tussen een kantonzaak mét enquête of descente en een kantonzaak zónder enquête of descente. Bovendien wordt daarbij een eventueel hoger beroep voorkomen. Hoe veel tijd wordt bespaard is giswerk, maar dát een schikking tot tijdsbesparing leidt, staat buiten twijfel. Een snellere procedure met minder proceshandelingen leidt ook tot lagere kosten voor rechtshulpverleners. Voor de volledigheid merk ik op dat het beproeven van een schikking tijdens de zitting wel voor een langere zitting zorgt – en dus tot hogere kosten voor bijvoorbeeld een advocaat. In 2008 namen schikkingsbesprekingen ongeveer 35 tot 40 procent van de zittingstijd in beslag. Ik denk echter dat deze langere zittingsduur gecompenseerd wordt door de tijdsbesparing over de gehele procedure.
De vraag is verder of gerechtelijke bemiddeling ook leidt tot meer schikkingen. Toegegeven: uit bestaand onderzoek bleek zo’n verband nog niet. Maar wellicht dat een specifieke opleiding voor rechters kan bijdragen aan effectieve manieren om te bemiddelen.
Effectiviteit
Schikkingsbesprekingen, mits goed uitgevoerd, leiden dus tot een besparing van tijd en kosten. Maar kun je problemen ook beter oplossen met een schikking dan met een vonnis? Ik heb onderzocht hoe partijen oordelen over de vraag of hun probleem is opgelost, bij uitspraken en bij schikkingen.
Uit de Geschilbeslechtingsdelta 2014 blijkt dat in 87% van de gevallen waarbij de zaak eindigt in overeenstemming, de procesdeelnemer zijn of haar doel heeft bereikt. En in 91% van de gevallen is het probleem van de procesdeelnemer bereikt. Als de zaak eindigt in een beslissing (zoals een vonnis, maar dat kan ook een bindend advies of een arbitraal vonnis zijn) antwoordt 70% van de respondenten dat het doel is bereikt en 80% dat het probleem is beëindigd. Ook bij de Spreekuurrechter zien we terug dat schikkingen goed worden beoordeeld. Procespartijen lijken dus beter geholpen met een schikking dan met een (gerechtelijke) uitspraak. Maar het hoge percentage dat zijn doel bij de beslissing bereikt, is ook al hoog. Zo slecht als sommigen beweren, lijkt het dus nog niet gesteld met de rechtspraak. Maar dat terzijde.
Rechtvaardigheid
De laatste van de drie aspecten is de rechtvaardigheid van de procedure. Eerst kort iets over het geldend recht. Zowel op grond van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering als in het licht van het recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM) is gerechtelijke bemiddeling toegestaan. De rechter moet wel het beginsel van partijautonomie respecteren. Als de rechter al te sturend optreedt, kan dat afbreuk doen aan de partijautonomie. In één geval heeft dat geleid tot wraking van een rechter.
Dan de ervaren rechtvaardigheid van de uitkomst en van de procedure. De Geschilbeslechtingsdelta 2014 laat zien dat 79% van de respondenten van wie de zaak in een overeenstemming eindigde, de uitkomst als rechtvaardig ervaart. Bij respondenten van wie de zaak eindigt in een beslissing is dat 68%. Ook hier geldt dus dat mensen een overeenstemming als rechtvaardiger beschouwen, maar dat het met uitspraken evenmin slecht gesteld is.
Dan de rechtvaardigheid van de procedure. Op basis van beschikbare gegevens kan ik geen vergelijking maken tussen procespartijen die wel of geen schikking hebben getroffen of waarbij wel of geen sprake is geweest van (gerechtelijke) bemiddeling: verschillende onderzoeken naar rechtspraak en mediation kijken naar andere factoren. Over het algemeen lijken procesdeelnemers bij de rechtspraak overwegend positief op het vlak van ervaren rechtvaardigheid. Bij mediation is de tevredenheid sterk afhankelijk van het al dan niet bereiken van overeenstemming.
Bij gerechtelijke bemiddeling valt een aspect op: de ervaren dwang bij een schikking. Verschoof en Van Rossum constateren in 24 van de 100 door hen geobserveerde zittingen dat één of beide partijen dwang om te schikken ervoeren. Van der Linden constateert dat in een klein aantal zaken de procespartijen vinden dat de rechter te weinig had aangestuurd op een schikking, en in een klein aantal zaken juist te veel. Bij de Spreekuurrechter – die meer aanstuurt op een schikking dan de gewone rechter – geeft 27% van de respondenten aan enige druk te hebben ervaren om een schikking te sluiten.
Deze percentages zijn mijns inziens hoog. Dat is een risico voor de procedurele rechtvaardigheid: dwang om een schikking te sluiten doet af aan de partijautonomie. Daarnaast zie ik een risico voor de ervaren procedurele rechtvaardigheid als partijen zich gedwongen voelen. Daar staat tegenover dat Verschoof en Van Rossum impliceren dat deze ervaren dwang niet altijd terecht is, bijvoorbeeld doordat partijen de rechter verkeerd hadden begrepen. De rechtspraak zet dus steeds meer in op gerechtelijke bemiddeling, maar dat leidt wel tot een risico dat procespartijen zich gedwongen voelen om een schikking te sluiten.
Een oplossing naar Frans of Belgisch voorbeeld?
Ervaringen uit Frankrijk en België kunnen misschien een oplossing bieden om ervaren dwang bij schikkingen te voorkomen. In België vindt bemiddeling plaats in een speciale verzoeningsprocedure bij de Vrederechter. Zo ontstaat een scheiding tussen de bemiddeling in de verzoeningsprocedure enerzijds en de beslissing in de procedure ‘ten gronde’ anderzijds. In Frankrijk hebben gerechten een speciale bemiddelaar in dienst, de conciliateur, bij wie procespartijen terecht kunnen om het gesprek aan te gaan, ook tijdens een schorsing van de zitting. In het Nederlandse familierecht bestaat al iets wat daarop lijkt, de piketmediation. Bij piketmediation wordt in de schorsing van een procedure een mediator bij de zitting geroepen om overeenstemming te betrachten.
In alle drie de gevallen wordt bemiddeling en beslissing van elkaar gescheiden: in België in de procedure, in Frankrijk en bij piketmediation in de personen die bemiddelen of beslissen. Rechterlijke bemiddeling heeft duidelijk voordelen. Maar het risico is dat schikkingen – onbedoeld – als ‘gedwongen’ worden ervaren. Dat moet worden voorkomen. Het uitbreiden van piketmediation of het implementeren van een verzoeningsprocedure ligt voor de hand. Maar ook tijdens één zitting kan en moet de rechter streven naar een duidelijke afbakening van zijn beide rollen. Alleen dan biedt bemiddeling door de rechter het beste van twee werelden.
Deze blog is gebaseerd op de masterscriptie die Jim van Mourik schreef in het kader van de Legal Research Master van de Universiteit Utrecht. Deze scriptie ontving het predikaat ‘Montaigne Scriptie‘.