Montaigne Centrum Blog

Blogs

The Proof is in the Pudding: de waarde van traditionele justitiële mechanisms voor postconflict Afrika

justice-300x203Ingrid Roestenburg-Morgan

De dynamiek van hedendaagse conflicten onthullen de problemen die inherent zijn aan landen die de overgang maken van conflict naar vrede. Dit is de dynamiek waaruit transitional justice is ontstaan. Transitional justice is een onderzoeksgebied waar rechtvaardigheid niet alleen wordt beperkt tot strafrecht of vergelding, maar ook verwijst naar een holistisch scala van processen, die verantwoording, het achterhalen van de waarheid en verzoening omvatten. Kofi Anan, voormalig Secretaris-Generaal van de VN definieert transitional justice als een “volledige set van processen en mechanismen geassocieerd met de pogingen van de samenleving om in het reine te komen met een nalatenschap van misbruik op grote schaal, om zo verantwoording te verzekeren, om gerechtigheid te dienen en verzoening te realiseren.” Binnen de processen in dit kader, met name in relatie tot Afrika, is er een opleving van het traditionele gebruik van lokale rechtsmechanismen zichtbaar.

In deze blog zal ik een poging doen om kort de politieke omstandigheden weer te geven waarmee sommige staten geconfronteerd worden en die het gebruik van traditionale rechstmechanismen katalyseren en deze zo populair maken binnen het Afrikaanse transitional justice landschap. Ik zal betogen dat in sommige gevallen traditionele mechanismen grootschalige mensenrechtenschendingen adequaat kunnen aanpakken en vrede en verzoening tot stand kunnen brengen in postconflictsituaties. Ik suggereer daarbij dat de waarde van traditionele rechtvaardigheid binnen politiek geladen contexten kan dienen als een katalysator voor het bevorderen van eenheid. Zij maken gebruik van culturele en religieuze links van onderlinge verbondenheid die van waarde zijn in Afrikaanse samenlevingen, zoals de ubuntu was ingebed in het TRC proces en zoals de traditionele aftakkingen van Gacaca zich voegden naar een modern versie van Gacaca. Dit creëert dan mogelijkerwijs een meer ‘cultureel herkenbaar en sociaal zekere’ ruimte voor mensen om in te participeren.

Bouwend op de praktijk van vele Afrikaanse staten, is er sinds de jaren 90 een overvloed aan gerechtelijke en niet-gerechtelijke rechtvaardigheidsmechanismes gebruikt welke dienden als een proefterrein voor het ontwikkelen van transitional justice. Met betrekking tot niet-gerechtelijke rechtvaardigheidsmechanismen, is er een grote variatie van waarheidscommissies (truth commissions) en een aantal meer traditionele en gemeenschappelijk benaderingen gebruikt. Door de jaren heen werden waarheidscommissies gebruikt in Uganda, Zimbabwe, Nigeria, Ghana en Zuid-Afrika. Deze gaan zo ver terug als de jaren zeventig. Enkele voorbeelden zijn: de Gacaca rechtbanken in Rwanda, de rol van Magamba spirits in Centraal-Mozambique, het gebruik van Mato Oput in Noord Oeganda en de op traditie gebaseerde gebruiken van de the Kpaa in Sierra Leone en het instituut van Bashingantahe in Burundi. Idealiter is het ultieme doel van het merendeel van deze mechanismen geweest om een soort van politieke verzoening en dus uiteindelijke vrede te bereiken.

Ondanks de holistische benadering die vele van deze mechanismes uitstralen is het bemerkingswaardig dat waar traditionele en lokale rechtsmechanismen bijdragen aan het opbouwen van vrede, zij ook de potentie hebben om in sommige gevallen de legaliteit van het rechtsproces te ondermijnen. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer zij negatieve impact hebben op kwetsbare groepen zoals vrouwen of kinderen of hen marginaliseren. Het kan ook gaan om een bepaalde gemeenschap, die zich ontevreden voelt met het type rechtvaardigheid dat wordt verschaft. Natuurlijk vereisen deze tekortkomingen overdenking en afstemming in dit in de toekomst te voorkomen. De status quo welke momenteel als meest effectieve rechtvaardigheid beschouwd wordt, volgt de redenering dat vervolging en daarbij vergelding de enige adequate weg is om verantwoordingsplicht te bereiken en slachtoffers gerust te stellen na langdurige burgeroorlogen en massaconflicten.

Desalniettemin kunnen complexe politieke realiteiten in vele postconflictsamenlevingen de wens voor rechtsvervolging ondermijnen, met name als geweld weer de kop opsteekt of dreigt om te slaan in verder destabiliserende gevolgen voor de herstellende samenlevingen. Verwijzend naar de dynamiek van conflicten in Afrikaanse postconflict samenlevingen hebben Mahmood Mamdani en Thabo Mbeki, co-auteuren van het boeiende op-ed getitelde Courts Can’t End Civil Wars, gesuggereerd dat er moet uitspraak moet worden gedaan over instabiele politieke processen door de problemen en oorzaken te evalueren die een politieke situatie verergeren. Politieke tegenstanders moeten dan via onderhandelingen tot een politieke regeling komen, die aanvaardbaar is voor alle betrokken partijen. Naar hun mening is massageweld meer politiek dan crimineel. Ze vinden dat politiek geweld een achterban heeft en wordt gedreven door problemen, niet alleen daders. Andere analisten wijzen er echter op dat vergelding een cruciaal element is voor langdurige vrede en stabiliteit, en dat bovengenoemde auteurs de lange termijn doelstellingen negeren die post-conflictmaatschappijen zouden moeten genereren, namelijk het waarborgen duurzame vrede en vooruitgang.

Ondanks de geldigheid van beide redeneringen, is het duidelijk dat verzoening een geïndividualiseerd proces is dat in elke situatie verschilt. Bovendien zijn, gezien de financiële en menselijke beperkingen waarmee veel postconflictsamenlevingen geconfronteerd worden, verzoeningsinspanningen soms moeilijk te bereiken, vooral omdat gerechtelijke processen die uit het buitenland worden geïmporteerd, waaronder herstelbetalingen, vaak erg duur zijn. Het gebruik van alternatieve of traditionele rechtspraktijken biedt dus een tal van voordelen, wat weer een aanzienlijke impact heeft op het proces van transitional justice. Haar toegankelijkheid, alomvattendheid, en mogelijkheden voor legitimiteit spreekt boekdelen aangezien deze rechtssystemen meestal gebaseerd zijn op verzoening, compensatie, herstel en rehabilitatie, wat het deels ook aantrekkelijk maakt binnen het domein van transitional justice en vredesopbouwprocessen.

Bovendien, gezien het feit dat deze mechanismen in de Afrikaanse context in de loop der jaren zijn veranderd door kolonisatie, modernisering, migratie en burgeroorlogen, hebben ze potentie om flexibeler te zijn. Vooral in gevallen waarin ze zouden moeten reageren op ernstige of zware misdaden. Ondanks deze voordelen blijft de aanpassing van deze mechanismen aan internationale normen geen gemakkelijk proces, gezien het feit dat de meeste Afrikaanse staten proberen de juiste balans te vinden tussen rechtvaardigheid en politieke stabiliteit. Twee belangrijke voorbeelden die in dit verband opkomen, zijn de Zuid-Afrikaanse waarheids- en verzoeningscommissie en de Rwandese Gacaca-rechtbanken.

De Waarheids- en Verzoeningscommissie van Zuid-Afrika was een van de eerste ‘succesvolle’ ondernemingen die werd gebruikt om de gruweldaden aan te pakken die plaatsvonden tijdens het apartheidstijdperk. Door herstel en / of religieuze elementen van het christendom en inheemse elementen zoals ubuntu op te nemen, die zich baseerden op elementen van gemeenschap, vergeving, verontschuldiging en wroeging, zetten de oprichters van de Zuid-Afrikaanse TRC, in het bijzonder aartsbisschop Desmond Tutu, de toon voor verzoeningsinspanningen in Zuid Afrika. Zuid-Afrika’s keuze voor transitional justice tools omvatte het gebruik van een waarheidscommissie, gekoppeld aan het gebruik van amnestie en vervolgingen. Amnestie, oftewel kwijtschelding, werd slechts voorwaardelijk toegekend, als de aanvrager in staat werd geacht een volledige onthulling te doen van hoe gebeurtenissen uit het verleden hadden plaatsgevonden. In het geval dat een dergelijke persoon niet bereid zou zijn om de waarheid te onthullen, zouden ze mogelijk onderhevig worden aan vervolging. Zogeheten algemene amnestie werd dus niet toegekend. De Waarheids- en Verzoeningscommissie functioneerde door de waarheid uit te wisselen voor amnestie en amnestie voor de waarheid. Het TRC legde niet alleen de basis voor het vrijmaken van een weg voor nationale verzoening, maar stelde Zuid-Afrikanen in staat naast elkaar te bestaan na de val van de apartheid, wat verrassend was gezien de diepe breuken die het apartheidsstelsel had doen ontstaan in termen van klasse, middelen en ras.

Een ander cruciaal alternatief of traditionele rechtspraakmechanisme met een substantiële impact op eenheid en nationale verzoening waren de Rwandese Gacaca-rechtbanken, die werden opgericht om met de erfenis van de Rwandese genocide in 1994 om te gaan. Algemeen wordt Gacaca beschouwd als een traditioneel, statisch of inheems rechtvaardigheidsmechanisme, diep verschanst in de Rwandese samenleving. Dit is echter een onjuiste karakterisering van Gacaca. Volgens Phil Clark moet Gacaca in plaats daarvan worden gezien als een dynamische onderneming die specifiek is ontworpen om aan de behoeften van de post-genocideomgeving te voldoen. Het als zuiver inheems beschouwen, zou daarom verkeerd zijn. Het moet eerder als een zelfstandig systeem worden beschouwd, deels geïnspireerd door de Rwandese cultuur, maar aangepast om tegemoet te komen aan de verschillende juridische, sociaal-economische en politieke problemen die voortvloeien uit de geschiedenis van geweld in Rwanda.

Het beoordelen van de impact van rechtvaardigheid door het gebruik van Gacaca in Rwanda heeft uiteenlopende reacties uitgelokt. Kwantitatieve enquêtes laten zien dat sinds 2003 tachtig procent van de Rwandezen zei dat ze individuele genezing als gevolg van de Gacaca ervoeren, terwijl zeventig procent tevreden was met de gerechtigheid die ze na genocide hadden gekregen. Indicatoren suggereren ook dat interetnische kloven tussen Hutu, Tutsi en Twa relatief beperkt zijn, maar toch een uitdaging blijven. Primaire bronnen van verdeeldheid blijven etnische, politieke en economische gebieden met veel nadruk op laatstgenoemden, met andere woorden, de kloof tussen rijk en arm zou verdeeldheid zaaien. De sociale cohesie is desondanks aanzienlijk verbeterd sinds de genocide. Met andere woorden, wanneer beoordeeld op nationaal niveau is er ongetwijfeld politieke verzoening bereikt.

Gacaca, met andere woorden, was een ‘dynamisch’ innovatief rechtsmechanisme, dat een redelijk comfortabele middenweg vond tussen traditionele gerechtigheid en conventionele rechtspraak. Evenzo vond het de middenweg tussen herstelrecht en vergelding. Hierdoor is het een populair voorbeeld geworden dat wordt nagestreefd binnen het gebied van transitional justice op basis van de geïsoleerde ervaringen van een land. Ondanks de geciteerde tekortkomingen slaagde het er niettemin in om politieke verzoening en vrede tot stand te brengen en baande het een weg voor nationale verzoening in Rwanda.

Zowel de ervaringen in Zuid-Afrika als in Rwanda tonen de complexiteit waarmee post-conflictsamenlevingen worden geconfronteerd wanneer zij met hun verleden in het reine proberen te komen om zo een middenweg te vinden tussen politiek compromis en een holistisch type van gerechtigheid. Rechtvaardigheid, vrede en verzoening blijven noodzakelijke componenten voor elke geslaagde overgang. Het spreekt voor zich dat de voordelen die dergelijke mechanismen hebben gehad voor eenheid en vredesopbouw aanzienlijk zijn, gezien de complexe politieke realiteit van beide genoemde landen, maar het gebruik van traditionele rechtspraak moet nog steeds per geval worden beoordeeld. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de bredere politieke implicaties en de uitwerking die deze mechanismen kunnen hebben voor de betreffende samenleving en de betrokken slachtoffers.